Achterdek

 

Overal op een sleep/bergingsboot wordt hard gewerkt, en alle werk is belangrijk. Als ploeg moet je de klus klaren. Eén radertje dat uitvalt kan een mislukking inhouden, je hebt de machinekamer en de radiohut, waar je beide niet veel van ziet. Ook van de kombuis niet. In de stuurhut weet je dat de kapitein rondloopt, en af en toe vang je een glimp op. Maar het achterdek, dat kun je zien. Daar vindt het specifieke sleep- en bergingswerk plaats.

 

Sleepboten kennen een hoog voorschip, en een laag achterschip. Op het voorschip bevinden zich de bemanningsverblijven, de messrooms, de kombuis, de toilet-ruimtes enz. En op de 'Holland' ook de passagiersruimtes. Het lage achterdek vormt het werkgedeelte van het schip. Er bevindt zich een veelheid aan materiaal: sleeplier, sleepbetting, werklieren, sleepbogen, stoottouwen, ogen voor uiteenlopende doeleinden. Als leek snap je er niets van, daarom een poging tot enige eenvoudige uitleg. Rond het achterdek zit een verschansing, breed en rond van boven. Deze bovenkant heet het potdeksel, en heeft een duidelijk doel: samen met de sleepbogen zorgen voor de geleiding van de sleepdraad over het achterdek. De sleepbogen zorgen ervoor dat de sleepdraad vrijelijk over het achterdek heen en weer kan gaan. Ze zijn vrij hoog, zodat de mensen op het achterdek eronder veilig kunnen werken. De sleepdraad bevindt zich op de trommel van de sleeplier. Deze staat midscheeps opgesteld in het lierhuis of de lierkamer (binnen dus). 

 

De 'Holland' heeft een sleepdraad van zo'n 500 meter op de trommel zitten. Vanaf de lierkamer loopt de sleepdraad over de betting en de sleepbogen richting sleep. Uit ervaring weet men door het aantal lagen die van de trommel zijn afgevierd de uitgevierde lengte. De sleeplier wordt in beweging gezet door één van de twee hulpmotoren. De betting bestaat uit twee vertikale holle dikwandige palen, verbonden met elkaar door een horizontale balk. De betting staat achter de midscheeps, stevig verankerd op het schip. Er kan gesleept worden op de betting, maar bij de 'Holland' diende ze vooral als geleiding voor de sleepdraad. Gesleept werd er op de sleeplier. Om bewegingen van de sleepdraad over het achterschip in de hand te houden, zit er aan de sleepdraad een stoottouw. Bij de 'Holland' zat het stoottouw bevestigd aan de kaapstander. De kaapstander is een horizontaal opgestelde lier, waarop het stoottouw gevierd of gehieuwd kon worden. Breekt de sleepdraad, dan houdt het stoottouw deze op de kont van het schip, zodat de schroef geen gevaar loopt. Staat de sleepdraad helemaal aan de zijde van de sleepboot, dan voorkomt het stoottouw dat de draad bij positieverandering onder de kont draait.

 

Bij de 'Holland' is op het achterdek de machinekamerkap te zien: een doosvormige constructie. De luiken ervan kunnen open, maar alleen als er niet gesleept werd. Er onder bevindt zich de machinekamer.